Zijn er tegenwoordig verschillende zwemdiploma’s? Welke is dan goed voor mijn kind?

Vandaag laat ik jullie zien welke mogelijkheden er zijn in de wereld van het zwemdiploma. Ik begin met een stukje geschiedenis en op het einde zijn jullie (hopelijk) klaar om te beslissen welk zwemdiploma bij jullie kind past.

Geschiedenis.

Al in 1893 (!) werd het eerste zwemdiploma uitgereikt. Dit werd gedaan door de KNZB (Koninklijke Nederlandse Zwem Bond). Heel lang heeft deze bond verschillende diploma’s uitgegeven, met steeds weer verschillende ontwikkelingen binnen de zwemsport (voor kinderen van schippers, militairen, schoolzwemmen, enz.). Voor de wat ouderen onder ons zijn de diploma’s A, B, C, D, E en F wellicht nog bekend. Ik heb ze zelf tot en met zwemdiploma D, behaald in een buitenbad.
In 1984 werd de Nationale Raad Zwemdiploma’s opgericht en werd er door het ministerie van WVC opdracht gegeven aan deze raad om Nationale Zwemdiploma’s uit te geven en te beheren. Alle diplomalijnen vielen op dat moment onder de NRZ. Zij begonnen met het A- en B-diploma en het basiszwemdiploma (het huidige C-diploma).
Rond 2014/2015 kwam de KNZB met een eigen zwemdiploma (Superspetters) en stond heel zwemmend Nederland op zijn kop. We hadden toch een diploma, waarom nu dan weer iets anders? Naar aanleiding hiervan besloten er meerdere partijen terug naar de tekentafel te gaan en aan een “eigen” zwemdiploma te werken. Ik laat in deze blog de 3 bekendste zien: het huidige Zwem ABC, Superspetters en het EasySwim Diploma.

Zwem ABC.

De NRZ beheert nog steeds dit zwemdiploma, maar is ook na de zet van de KNZB naar de tekentafel gegaan om te bekijken wat er eventueel nog veranderd kon worden. Zij hebben vooral aan de survival kant een paar onderdelen toegevoegd en ze schrijven niet meer zo heel streng voor hoe precies het diplomazwemmen geregeld moet worden. Daarbij schrijven ze wel nog steeds eisen voor als bijvoorbeeld 100 meter zwemmen met kleding aan. Ook de afstanden voor de andere slagen (met badkleding) staan nog als eis vermeld. Het belangrijkste doel van het zwemdiploma is kinderen voorbereiden op een onverwachte val in het water, zich kunnen oriënteren in en onder water, voldoende conditie hebben om langer in het water zich te kunnen redden met behulp van 4 verschillende slagen (schoolslag, rugslag, borstcrawl, rugcrawl) en vooral natuurlijk dat een kind zich vertrouwd voelt in het water. (Eisen zwem ABC)

Superspetters.

Het grote verschil met het Zwem ABC is dat dit maar 1 diploma is en geen 3. Waar je bij het volgen van het Zwem ABC nog een “escape” mogelijkheid hebt, is dat hier niet het geval. Een ouder kan bij het Zwem ABC nog beslissen om te stoppen na het A- of B-diploma. Aangezien in de volksmond nog steeds het volgende overheerst: “als je een A- en B-diploma hebt is het voor ons genoeg”, vond ik het heel slim dat de KNZB maar met 1 diploma kwam. Commercieel gezien natuurlijk voor de zwembaden iets minder interessant, omdat je maar 1x het diplomazwemmen kunt organiseren, maar goed, zwemveiligheid gaat bij mij boven commercie.
Wat is nog meer een verschil? Superspetters begint met het aanleren van de borst- en rugcrawl, omdat dit natuurlijke zwemslagen zijn. Op een later tijdstip gaan zij ook over naar het aanleren van de school- en rugslag (survivalslagen die vooral in Nederland aan worden geleerd, maar in het buitenland een stuk minder). Tevens maken zij gebruik van een zwembril, badmuts en zoomers. Dit alles ter voorbereiding op een lang leven in het water, het liefst bij een zwemvereniging en dan later voor de Nationale Zwemploeg uiteraard.
Je kunt dit diploma, volgens de KNZB, behalen in 10 maanden, maar dan moet je kind van tevoren wel aan heel wat eisen voldoen, zoals bijvoorbeeld watergewend zijn en kunnen drijven op de buik en rug voor 10 seconden.
Qua einddiploma wijkt dit diploma niet zo heel veel af van het ZwemABC. Ook hier een aantal eisen zoals bijvoorbeeld hoeveel meter je met welke slag dient te zwemmen. Zij hebben ook als onderwateroriëntatie zwemmen door een gat op 6 meter van de kant. Ook hier mag een zwemschool zelf weten hoe ze het diploma zwemmen organiseren, maar moeten een aantal onderdelen zeker terug komen. Het diplomazwemmen bestaat uit 3 onderdelen; een survivalbaan die de kinderen gekleed afleggen, een technisch gedeelte waarbij de kinderen de vier slagen ieder 25 meter zwemmen en tot slot een onderdeel ‘fun’. Wat precies het ‘fun’-onderdeel is, heb ik nog niet kunnen ontdekken. (Eisen Superspetters)

EasySwim Diploma.

Net als bij de andere diploma’s wordt in het traject naar het diplomafeest toe alle zwemslagen aangeleerd. Maar wat maakt dit diploma nu zo anders, en waarom hebben wij nu juist voor dit diploma gekozen?
Heel simpel: dit is een diploma dat gericht is op de praktijk, wat gebeurt er tijdens het vrij zwemmen, wat vinden kinderen leuk om te doen in het water, hoe bereiden we ze voor op een leven lang zwemmen met veel zwemplezier? Dit zijn de vragen die de bedenkers heel goed voor ogen hadden. Ik citeer even de visie: Stel je eens voor dat leren zwemmen écht een feestje is voor uw kind. Dat uw kind tijdens de zwemles veel plezier heeft, hoog betrokken is, zich veilig voelt, helemaal zichzelf kan zijn en zich in zijn of haar eigen tempo kan ontwikkelen. Dat leren haast vanzelf gaat én lesgevers met plezier en enthousiasme lesgeven. Aan de basis van de zwemlesmethode van EasySwim ligt de visie dat leren zwemmen voor ieder kind niet alleen leuk en makkelijk móet zijn, maar dat ook kán zijn.
Het diplomafeest en de weg hiernaartoe is dan ook gebaseerd op 9 praktijksituaties. Ik zal ze even allemaal snel opnoemen zonder al teveel uitleg, want bij de titel alleen hebben de meeste mensen wel een beeld: (Eisen EasySwim Diploma)

  1. Schipbreukeling
  2. Kind overboord.
  3. IJspret

Deze 3 onderdelen zijn met kleding aan, alleen met badkleding nog de volgende onderdelen:

  1. Kampioenen (soort waterpolo).
  2. Schatzoeken.
  3. Kopje onder.
  4. Heldendaad.
  5. Survivalbaan.
  6. Jij ben ‘m (haaientikkertje).

Ik hoop dat jullie begrijpen waarom wij zo enthousiast zijn over dit zwemdiploma, niet? Bij dit diploma gaan de kinderen zelf op zoek naar welke slag ze bij welk onderdeel het beste kunnen gebruiken. Geen vaste eisen van bijvoorbeeld 15 meter borstcrawl zwemmen.

Conclusie.

Als afsluiting wil ik nog even aangeven dat alle zwemdiploma’s voor ogen hebben dat een kind op een zwemveilige manier door het leven moet gaan. Het principe van de zwemles is nog altijd gebaseerd op “zelfredzaam worden om met plezier te kunnen bewegen in en om het water”. Dit is de belangrijkste reden uiteraard waarom er überhaupt zwemdiploma’s bestaan. Als je naar de verschillende eisen kijkt op het einde (C-diploma dus) van de zwemlessen, zal een kind zich bij elk diploma zeker in het water gaan redden. De basiselementen van de zwemlessen zijn ook bij ieder diploma hetzelfde: te water gaan, onder water zijn, draaien, watertrappen, voortbewegen (zwemslagen), drijven, klimmen en ademhaling. Alleen de weg naar het einddiploma toe kan dus heel anders zijn en het diploma zelf ook.
Ik hoop dat ik met deze 3 diploma’s een beetje een inzicht heb gegeven dat er dus wel degelijk iets te kiezen valt in Nederland Waterland. De keuze is aan u, waar voelt uw kind zich het prettigst bij en wat wil het later (misschien) gaan worden?